Ik zag er enorm tegenop om mijn vriendin te zien. De laatste keer dat ik haar had gesproken was aan de telefoon, ze was super verdrietig over de uitslag van de verkiezingen. Niet vanwege een kapot links, maar om een gegroeid rechts. Het telefoongesprek was kort. Ze wilde het er niet over hebben en zei: “laat me met rust, ik wil alleen zijn”. En dit is waar het altijd botst.
Bij ongemak wil ik alles tot op de millimeter uitpraten en zij klapt dicht (en heeft daar vrede mee!!!!!). Ik wil ontdekken waar het verdriet vandaan komt, zij zet liever muziek aan. Ik wil het oplossen, zij wacht tot het probleem naar de achtergrond drijft.
Het is aarde versus lucht. Noord tegen zuid. Links haaks op rechts.
En hoe moet je die kloof dichten? Hoe dan samen te leven? Geen idee. Dus toen ze het hele weekend zou logeren raakte ik dik in de stress.
Alles in mij klampt zich vast om haar straks te “hoe voel je je?”, maar mijn mantra is “Thijs je houd je bek” Die twee radicale stemmen in mij, lijnrecht tegenover elkaar, zijn zo onverenigbaar dat het intern doorsloeg naar: “omdat zij emotioneel onderontwikkeld is heb ik nu dit gezeik”. Dat vond ik weer zo dom van mijn mijzelf dat ik mijn vuisten wel in zoutzuur kon dompelen. Waarop ik dacht: “als zij met politieke verschuivingen kon omgaan had ik geen hekel aan mijzelf gehad”.
Voordeurbel. Ze kust me, stapt vrolijk binnen en zet thee. Ze vertelt over haar kledingruil via zoom, maar ik heb mijn kaken zo stijf op elkaar, waardoor het niet alleen lijkt alsof ik terug kom van een dancefestival, maar ik ook niet verder kom dan “hmmm”.
Ze kijkt me aan en zegt: “ja Thijs jij wil het hebben over de verkiezingen hè, maar dat is klaar voor mij hoor. Ik heb gewoon nul invloed op de rest van het land, ik probeer zelf alles dan maar zo goed mogelijk te doen”.
Ik val stil, voel opeens hoe moe ik ben van de tweestrijd in mijn hoofd, in de politiek en tussen haar en mij. Ik ontspan en zie: om te helen heb ik vooral de ander nodig.